Onderzoek mensenrechtenimpact van Facebook Pages
Als je wilt weten wat de invloed is van een dienst op mensenrechten, dan schrijf je een ‘HRIA’, een Human Rights Impact Assessment. De rijksoverheid heeft al een eigen model ontwikkeld voor het analyseren van de mensenrechten impact van een algoritme, het IAMA-model. Aan de hand van dit model heeft Privacy Company voor het ministerie van Binnenlandse Zaken een analyse gedaan op de mensenrechtenimpact van het gebruik van Facebook Pages door de rijksoverheid. Privacy Company heeft ook een ‘DPIA’ uitgevoerd, een Data Protection Impact Assessment. Beide rapporten zijn nu gepubliceerd. Zowel de HRIA als de DPIA zijn nu gepubliceerd op rijksoverheid.nl
De HRIA kijkt naar vier soorten mensenrechten:
- persoonsgebonden mensenrechten, zoals recht op persoonlijke identiteit, autonomie en bescherming van goede eer en naam,
- vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie en vrijheid van protest,
- gelijkheidsrechten zoals het recht om niet gediscrimineerd te worden of om niet geprofileerd te worden en
- procedurele rechten, zoals het recht op en toegang tot een eerlijk proces.
Bij deze HRIA was het een probleem dat Facebook geen inzicht gaf in de algoritmes die ze inzet en in de data die ze daarbij gebruikt. Privacy Company moest dus van buitenaf observeren. Daardoor was het bij veel mensenrechten onmogelijk om een harde uitspraak doen over de impact. Privacy Company kon wel aantonen dat er mogelijk een impact is en beschrijft manieren om die impact in samenwerking met Facebook te meten.
De HRIA identificeert vier manieren waarop het gebruik van Facebook Pages door de overheid een impact kan hebben op de mensenrechten:
- Facebook kan, via een onevenwichtige representatie van minderheidsgroepen en onevenwichtig weergeven van meningen, een negatieve invloed hebben op het recht op eigen identiteit en autonomie.
- Facebook kan, via het bevoordelen van bepaalde meningen boven andere, een negatieve invloed hebben op vrijheid van informatie, meningsuiting en kan een discriminerend effect hebben.
- Overheden van buiten Europa kunnen Facebook gebruiken om informatie te verzamelen over bijvoorbeeld dissidenten die naar Europa gevlucht zijn en buiten de Europese rechtsorde om actie ondernemen tegen deze mensen.
- De Nederlandse overheid heeft geen mogelijkheden om uit te leggen hoe acties van Facebook tot stand zijn gekomen en heeft geen mogelijkheden om eventuele discriminerende acties van Facebook te corrigeren.
Uit het onderzoek bleek dat Facebook bepaalde meningen bevoordeelt boven andere. Ook biedt Facebook onvoldoende mogelijkheden om haar acties uit te leggen en te corrigeren. De andere twee manieren kon Privacy Company niet uitsluiten maar ook niet bewijzen. Daarvoor is Facebook niet transparant genoeg. Al met al is er daarmee een groot risico op schendingen van mensenrechten als de rijksoverheid Facebook Pages gebruikt.
Privacy Company heeft veel ervaring met onderzoek naar de privacyrisico's van diensten, in DPIA's. Dit is de eerste keer dat Privacy Company een grondige analyse heeft gedaan van de mensenrechtenimpact van een dienst. Het Rijksmodel IAMA was een goed startpunt, maar bleek in de praktijk onvolledig. Daarom heeft Privacy Company dit model uitgebreid met een analysekader voor de manieren waarop een dienst impact kan hebben op mensenrechten. Een HRIA geeft daarmee goed zicht op hoe je een dienst verantwoord in kan zetten.
Wij publiceren deze blog over onze bevindingen met toestemming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor vragen over het onderzoek kunt u contact opnemen met de perswoordvoering van het ministerie, Thomas van Oortmerssen 06 31 01 97 81.
Wil jij meer weten over de inzet van HRIA’s en het IAMA model, neem dan contact op met: Winfried Tilanus.